/// GOD IS EEN HOL ///

een tamelijk kort verhaal


Op een dag zat ik, zoals gewoonlijk tijdens de lunchpauze wanneer het weer dat toeliet, in mijn eentje boterhammen te eten in het park. Ik was net bezig een stevig exemplaar met perensiroop naar binnen te werken toen ik werd benaderd door een merkwaardige man die vroeg of hij naast me op de bank mocht plaatsnemen. Ik keek rond en zag dat alle banken in de onmiddellijke nabijheid nog beschikbaar waren. Mijn bank was wel de enige die in de schaduw stond en dus ging ik ervan uit dat deze man een vampier was zoals ik en zonlicht zonlicht niet verdroeg. We praatten wat en al vrij spoedig kwam hij mij te vertellen dat zijn doel en missie in het leven eruit bestond God in de kont te neuken, of dat alleszins te willen proberen.
Aan mijn initiële verbazing kwam al snel een einde toen ik me realiseerde dat het voornemen om God in de kont te neuken op zich helemaal niet zo uitzonderlijk is. Zeg nu zelf, wie in hemelsnaam is er niet op gebrand om God eens goed in de omnipotente endeldarm te naaien? Bovendien zijn mensen die denken dat dit verlangen hen volkomen vreemd is wat mij betreft totaal niet te vertrouwen. Indien een mens zich wil verzetten tegen de dufheid van dit bestaan, dan resten hem namelijk weinig andere opties dan met geheven vuist richting hemel te zwaaien om de schepper van dit ellendige oord eens goed te verwensen. Natuurlijk had ik wel wat bedenkingen bij de praktische uitvoerbaarheid van zijn plan.
Beste kerel, zei ik, dat is schier onmogelijk!
Hij beweerde van niet. En welk probleem ik hem ook voor de voeten wierp, hij hield voet bij stuk.
Denk toch eens aan Spinoza, zei ik o.a., als God werkelijk overal is, hoe wil je Hem dan verdomme in de kont gaan neuken?
Het is behoorlijk eenvoudig, beweerde de man, God is een hol, je hoeft er alleen maar in te kruipen.
Tja, zo had ik het nog niet bekeken
Ik vroeg hem toen hoe hij dat zou willen aanpakken, want het leek me op het eerste zicht behoorlijk lastig, met al die oneindigheid etc. Maar hij zag er geen graten in. Hij knoopte zijn broek los, liet die tot over de knieën zakken en haalde een dikke lul tevoorschijn waarmee hij vervolgens driftig heen en weer begon te zwaaien. Ik keek om mij heen en vervolgens naar de lul die alleen maar in omvang toenam. Ik hoorde spelende kinderen, zag twee kuierende Joodse mannen en een vrouw die eendjes voerde uit een verfrommelde broodzak.
Ik voel me hier toch wat ongemakkelijk bij, zei ik.
Hij haalde lachend zijn schouders op, en zei: Ach wat, de Almachtige laat zich maar wat graag aanbidden.
Aanbidden!? riep ik. Ik zou eerder denken dat je een hekel aan Hem hebt!
Allemaal een kwestie van perspectief, zei hij kalm terwijl hij die paal steeds nadrukkelijker stond af te rukken. Hoezo? wilde ik vragen, toen plots vanuit een weggetje vlakbij mijn collega Gerry Coppens van de dienst Facturatie opdook en met de hem kenmerkende tred onze richting uitliep.
Toen hij me zag was het al te laat. Gerry Coppens maakte aanstalten mij te groeten, kreeg toen die gast naast me in de gaten, twijfelde even, besefte toen dat die zich inderdaad stond af te rukken in het park naast de bank waarop ik schijnbaar onbewogen mijn boterhammen zat op te eten, hield in, wilde waarschijnlijk weglopen of weet ik veel, keek snel om zich heen en begreep toen in een fractie van een seconde dat hij, dat ik, dat wij geen kant meer op konden. Het enige wat ons te doen stond was ons zo normaal mogelijk gedragen - geen vuiltje aan de lucht. Ik knikte en slikte zo nonchalant mogelijk een korst met wat perensiroop door. Hij knikte terug.
Mooi weer vandaag, zei hij met uitgevlakte glimlach.
Jazeker, antwoorde ik, en de cijfers van april, die al bekeken? Ook helemaal niet slecht.
Hij leek verrast, maar speelde het spel bijna intuïtief mee en probeerde zo normaal mogelijk langs te komen.
Inderdaad, uitstekende cijfers. We moeten ze dringend in detail bekijken. Als de jongens van Data & Analyse er klaar mee zijn, kom ik wel een keer langs.
Je weet me zitten.
Yep, de zesde, toch?
…zesde, herhaalde ik, terwijl ik hem onwillekeurig een bevestigende knipoog stuurde en met mijn tong klakte. Het gesprek had maar enkele seconden geduurd. Het ging vanzelf. We waren getraind in dit soort kletspraat voor kantoorbedienden, omgangsvormen voor geconditioneerde klootjesklerken. Het had iets samenzweerderigs.
Neukt hij God ook in de kont? Vroeg de man die voortdurend met zijn pik in de weer was terwijl hij Gerry Coppens nakeek.
In zekere zin wel, zei ik terwijl ik in mijn brooddoos graaide. Per slot van rekening werkt hij op de facturatiedienst en dat zijn bepaald geen lieverdjes.
Weer op kantoor hing daar een gespannen sfeer. Ondanks de bemoedigende cijfers van april zouden er ontslagen op komst zijn. Ik geloofde er geen woord van. Een mens die zich verveelt cultiveert maar wat graag z’n eigen dramaatjes.
Bijna mechanisch pakte ik de telefoon en draaide het nummer van Gerry Coppens. Ik voelde plotseling een sterke drang om de kwestie met hem te bespreken, alsof we op een mysterieuze manier met elkaar verbonden waren.
Hij nam niet op.

///015

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

ABOUt

The wanderer has no destination and seeks none.

WRITE ME

Subscribe or leave a comment. I might write you back.