Daar is iets
daar buiten ons
het vreemde
waar wij elkaar, zo op het eerste zicht
niet herkennen
terwijl we het toch zijn.
Daar zit iets
daar
tijdens
en in ons
iets dat we vooral hebben
van horen zeggen
terwijl we het toch ook zijn.
Nog voor we pap uit kommen aten
of monden tuitten
tranen huilden
om onze geschaafde knieën
en wie weet wat,
was het al
hier
en over al.
En ook nadat er geen eelt meer zijn zal
om van ziel of zool te schrapen
en geen zool meer zeult
met zieleneelt
zal het en
zullen wij het
onvermijdelijk zijn.
Daar waar het licht de hemel breekt
raakt het ons
subliemer en immenser dan eenieder
kan voorstellen of bedenken en mensen
die elkaar van haar noch pluim kenden
komen samen en kijken en wijzen
en lachen en nijgen
tot zwijgen
ouder dan de taal
zijn woorden onnodig
om samen toch dit te begrijpen,
dat waar wij vandaan komen
ook is waar wij heen zullen gaan.