Ik heb altijd een probleem gehad met mijn naam.
Zeg hem meer dan een paar keer
na elkaar
en je weet meteen waarom.
Zoals ie eruit ziet, zo klinkt hij ook:
kort, zonder cadans en bovendien
een beetje dom.
Eén lettergreepje meer kon er niet af, pap?
In de jaren zeventig kostte dat misschien geld,
crisis weet u wel.
Maar de laatste tijd heb ik er vrede mee.
Misschien
omdat we tegenwoordig permanent in crisis
schijnen te verkeren, en een korte naam
is dan wel zo economisch.
Misschien
omdat die ene lettergreep uiteindelijk
toch wel
bij me past,
omdat ik naast praten
nog vaker grom en
een soort oerklanken uitstoot
die
op woordelijk niveau
volstrekt onbegrijpelijk zijn, maar
desalniettemin
enige betekenis moeten hebben.
Vraagt u dat maar aan diegenen
die
gedoemd zijn
naast mij wakker te worden of,
nog erger,
met mij te leven.
Misschien
komt het door de tijd
door de leeftijd,
omdat ik er dan toch in ben geslaagd om
mezelf, mezelf
te vergeven.
Dan toch. Ja,
hier sta ik dan,
trots maar niet hovaardig,
vent van één enkele lettergreep,
een monosyllabische man.